De priesterlijke rol van bidden en zegenen staat centraal in de tempeltheologie. En daarmee ook de vragen: wat is dat gebed, tot wie of wat richt je het gebed en wat is de zegen en van wat of wie komt die zegen? Hoe bid je en hoe ontvang je de zegen? 

Als we vanuit een traditioneel dualistisch godsbeeld denken dan zijn de antwoorden op deze vragen helder: de God waartoe je je gebed richt is vooral een persoonlijk God die tegenover en buiten zijn schepping staat. Het gebed heeft dan tot doel om te zien hoe God in zijn wijsheid zijn schepping heeft gemaakt en bedoeld en hoe hij het bestuurt. Door gebed sluit je dus aan bij de bedoeling van God in het grotere verhaal waar God al is of je verwacht een interventie van God om het patroon juist te doorbreken. Een gebed om troost en kracht in het lijden is bijvoorbeeld anders dan een vraag om genezing. Het eerste is de regel en het tweede is een uitzondering op de regel. Een eenzijdig de nadruk leggen op dit wereldbeeld is dat het niet het volledige beeld is van wie God is en hoe gebed zou kunnen werken. Daarnaast sluit het niet aan bij mensen met een andere of geen godsbeeld. Mensen die zichzelf als niet gelovig definiëren, botsen vaak op dit traditionele christelijke godsbeeld waardoor ze in de praktijk minder bidden en moeite hebben met duiding in het ontvangen van zegen. 

Als we uitgaan van een modern spiritueel beeld van het goddelijke, dan zijn er twee opties: god is als een onpersoonlijke kracht in alles of god is de diepste kern van mijn authentieke zijn. In het eerste geval is gebed het zien van het goddelijke in de natuur, de ander, het spel wat gebeurt. Je ontvangt zegen omdat je één probeert te zijn met de energie om ons heen, onderdeel wordt van het ecologische netwerk van het bestaan en in harmonie gaat leven met het goddelijke. In het tweede geval ga je in gebed vooral op reis naar binnen, op zoek naar de ziel en de goddelijke kern. Je ontvangt zegen door in het hier en nu te leven, zonder oordeel en dualiteiten. Deze vorm van gebed sluit aan bij het besef van moderne mensen en vraagt om andere rituelen dan de dualistische benadering van een persoonlijk god. Toch heeft ook dit godsbeeld met bijbehorend gebed en zegen een eenzijdigheid. Het gebroken systeem en haar harde werkelijkheid, de corruptie van het menselijke hart en haar verlangen, de kwaadwillende machten en heersers worden vaak niet aangesproken door een eenzijdig zoektocht naar het goddelijk in alles en het goddelijk in ons diepste zelf. Een meditatie of ontsluiting van ons goddelijke zelf heeft dan veel weg van een een naïviteit ten opzichte van kwade krachten om ons heen en in onszelf. Om hier in gebed en zegen goed mee om te gaan is het juist nodig dat God groter is dan alles om ons heen en dat wij god niet alleen in onszelf hoeven te zoeken. Juist het weten dat God een persoon is, groter dan alles en buiten onszelf, maakt verlossing van kwaad en verandering van systemen mogelijk.

Een gebed en zegen voor post-seculiere mensen zou dus een holistisch godsbeeld moeten hebben wat bestaat uit een integratie van een licht dualistisch, verbonden en persoonlijk godsbeeld, een panentheïstisch godsbeeld en het besef dat God in ons zit. Gebed is tegelijk een weg naar boven, naar buiten alsmede naar binnen. De zegen komt tegelijk door te weten dat we onderdeel zijn van een goddelijk geheel, alsook te weten dat een persoonlijk God groter is om de systemen van kwaad om ons heen en in onszelf te verbreken. Een God waar we tegelijk in opgaan en mee “in tune” zijn als een persoonlijk God waar we een relatie mee hebben. Het ene godsbeeld helpt om in gebed de verbinding in ruimte tussen hemel en aarde in het hier en nu te leggen, het andere godsbeeld helpt om in gebed de verbinding tussen oorsprong en toekomst in de tijd te leggen. In een schema samengevat ziet het er als volgt uit:


H=hemel A=aarde O=oorsprong T=toekomst