In tempeltheologie is de mens een spelende mens en het ritueel in de tempel en heilig spel om hemel en aarde, oorsprong en toekomst aan elkaar te verbinden. Soms gaat dit gepaard met sereniteit en eerbied, soms met enthousiasme of ontzag. Het lijkt er nu op alsof religie vaak een “serious game” is zonder plaats voor plezier en feestelijkheid. Als er in een kerk over een “viering” wordt gesproken dan is het meestal een strakke, saaie of zelfs doodse bedoeling. Toch maakt het ludieke karakter van religie het mogelijk om een “viering” werkelijk tot een “feest” te maken.

Harvey Cox laat in zijn boek “Het Narrenfeest” zien dat een mens niet alleen een denkend of werkend wezen is, niet alleen een homo sapiens of home economicus, maar ook een homo festivus: een zingende, dansende, biddende, verhalen vertellende en vierende mens. Geen enkele cultuur kan zonder het feestelijke element. Cox stelt zelfs dat “…de mens zijn goddelijke oorsprong en bestemming alleen zal vatten als hij het vermogen tot pleziermaken en de gave van de fantasie terugwint.”

De kerk als tempel en de gelovige als priester kan dus de plaats van feest zijn en de rol van Nar hebben. De kerk als een feestelijke plaats om de mens tot hele mens te maken is net zo goed priesterlijk. Het hoeft niet allemaal zo stijf toe te gaan in een kerk. Cox noemt drie aspecten waaraan een waar feest moet voldoen:

  1. Bewuste overdaad: feestelijk plezier maken bestaat uit overdrijven en dat doen we met opzet. We intensiveren. We staan later op, eten en drinken meer en besteden meer geld dan gewoonlijk. Misschien lachen we of huilen we op beide. In sommige culturen worden conventionele seksuele zeden en voedseltaboes tijdelijk vermilderd. Voor een feestelijke gebeurtenis “dirken we ons op”. Een feest zou geen feest zijn als het geen inbreuk zouden kunnen doen op de conventies van het normale leven.
  2. Vierende bevestiging: we zeggen “ja” tegen het leven. Het houdt vreugde in, in de diepste zin van het woord. Bevestiging van een geboorte, diploma, nieuw baan, huwelijk of verjaardag. Maar soms ook “ja” tegen het leven omdat je nog ergens op hoopt of “ondanks het leven”. Vieren verbindt ons met het verleden als met de toekomst. Daarom is het feest ook een Axis Mundi moment: de tijdsdimensie vervaagd. 
  3. Nevenschikking: de feestelijkheid roept een contrast op met het leven van alledag. Kerst is alleen feestelijk als het een keer per jaar is. Een feest is alleen maar een feest als het een uitzondering is. Daarom werkt het niet als mensen het leven als een doorlopend feest proberen te beschouwen. Het werk als een onderbreking van een “feestend bestaan” in weekenden. Dan worden feesten leeg, doelloos en vervelend. Mensen hebben dan lol met hulp van alcohol en drug, maar ze hebben niets te vieren. De mooiste feesten zijn natuurlijk de momenten waar je echt blij bent om een vriend of er echt iets “op het spel” staat of heeft gestaan.