PRIESTERLIJKE GEMEENSCHAP

In de tempel neemt Gebed en Zegen een belangrijke plaats maar niet als een individuele zaak. Gebed is een collectief gebed van de gemeenschap, van de zoeker en de priester. Daarom is de kerk van de toekomst geen bezoekplaats van individuen maar een collectief van priester, reisgenoten en zoekers.

Natuurlijk is het in een post-seculiere samenleving mogelijk dat mensen als “gast” een priesterkerk “bezoeken”. Ze brengen hun vragen, nood, dankbaarheid, boosheid, verwondering, verdriet of zoeken naar betekenis in een “ruimte” waar het priesterlijke spel gespeeld wordt. De “gelovigen” spelen namens hen de rol van priester en vertalen dat wat de gast meeneemt en geven de zegen terug. De tweetaligheid en de rol van vertaler is dan essentieel voor de kerk van de toekomst. Geloven heeft voor onze moderne nooit de betekenis gehad die het nu heeft: individuele overtuigingen, zoeken naar absolute waarheden, onderschrijven van dogma’s als individu of persoonlijke gevoelens. In voor-moderne tijd is “geloof” het vertrouwend deelnemen aan het collectieve spel tussen god en gemeenschap.

 “Gelovigen” kunnen het ene moment geloven en het andere moment niet, net als “ongelovigen”. Of op bepaalde gebieden een groot geloof hebben en op andere gebieden een klein of geen geloof. Het collectief, de gemeenschap, draagt het gebed voor allen. En iemand anders kan zeggen: als jij het even niet meer gelooft, dan zal ik voor jou geloven. “Lean on me, when you’re not strong and I’ll be your friend, I’ll help you carry on.”

PRIESTERLIJK SPEL

Gebed en zegen vragen om een “heilig spel”. Volgens Johan Huizinga is de mens een Homo Ludens, een spelende mens. Het spel is volgens Huizinga binnen religie de mogelijkheid om een andere wereld te betreden. De tempels hadden niet voor niets een decor, een overdaad aan symbolen en rituelen. De ontmoeting met God werd verbeeld door de beste kunstenaars. Het ritueel, de kunst en de symboliek zijn onderdeel van het heilige spel om het goddelijke te verbeelden. Door dit “podium” en in dit heilig spel kan de Priester een symbolische hemelreis maken. De kerk van de toekomst doet er dus goed aan om dit ludieke karakter van de tempel en de spelende Priester mogelijk te maken door een overdaad aan kunst, rituelen en symbolen. De mensen in de tempel-kerk moeten dus weten dat dit heilige spel gespeeld wordt. Er zijn spelregels welke aangeleerd moeten worden en waarbij er een inwijding plaats moet vinden. Natuurlijk hoeft niet ieder spel groots en meeslepend te zijn. Het mag klein en eenvoudig beginnen, maar wel binnen de filosofie van de Priester als Homo Ludens en de tempel als decor voor het heilig spel of sacer ludens dat zich ontvouwen mag.

PRIESTERLIJKE AANBIDDING

De tempel en daarmee de priesterkerk is een plaats van verbinding tussen hemel en aarde. Het is van belang te weten wat deze tempel zegt over de hemel omdat dit bepaalt hoe wij kijken naar de aarde, ons eigen leven, de zin van ons bestaan en de toekomst die we verwachten. De twee dimensies die samenkomen in de ware tempel zijn de dimensies van ware aanbidding: ruimte en tijd. De ware aanbidding in “ruimte” gaat over het beeld van God: aanbidden we afgoden, de ware god of een idee van god. De ware aanbidding in “tijd” gaat over hoe we verleden, heden en toekomst met elkaar verbinden in aanbidding. 

Als we denken dat god een onverschillige energie is die in alles zit maar nergens om geeft, dan gaan wij ons daarnaar gedragen: we worden slappe semi-spirituele wezens die nog even op het yogamatje moeten nadat we uit het winkelcentrum komen. Als we denken dat god een sterke witte man is die graag gelijk wil hebben, dan stemmen we snel in met oorlogen die hij zal voeren tegen andersdenkenden. Als we zeggen dat god niet bestaat, maar dat we alles kunnen beheersen, dan zullen we er ook naar streven om alles onder controle te brengen. “We become what we worship” is dan ook de titel van het boek van eerder genoemde Beale. Beale stelt als regel: “What we revere, we resemble, either for ruin or restoration”. Beale heeft gelijk dat afgoderij alles kapot maakt als het iets tot god maakt wat dit totaal niet verdient: hebzucht, lust, macht, consumptie, ijdelheid, geweld. Je maakt iets tot het hoogste doel van het bestaan terwijl het niet een weg tot liefde is. Beale heeft wel de neiging om afgoderij helemaal gelijk te stellen met de gedachten over afgoderij uit de tijd van de tweede tempel. Toch moeten we dit enigszins  relativeren omdat in die tijd een strikt monotheïsme tegenover een natuurlijke godsdienstigheid stond. Ook dit strikte monotheïsme kan vervallen tot afgoderij als je God los gaat zien van de natuur. Een holisme of holistische benadering, waarbij monotheïsme en panentheïsme elkaar als in een dans in evenwicht houden, zal ons dichter bij de juiste verwondering houden die nodig is voor aanbidding. Als we alles dogmatisch dichttimmeren, dan hebben we een orthodoxe afgod gemaakt welke net zo schadelijk is als een natuurlijke afgod. Echte aanbidding van God zal dus bestaan uit enerzijds God zien als de Ander, welke hoog boven ons staat, in kan grijpen en de geschiedenis kan veranderen. Anderzijds is God aanwezig in alles, is God om ons heen en diep in ons aanwezig. Alleen op dit kruispunt is ware aanbidding mogelijk, misschien juist wel omdat we het niet kunnen begrijpen.

figuur 56

Stefan Paas wijst terecht op drie doxologische motieven: terugkijken, om ons heen kijken en vooruitkijken. Het terugkijken van een priesterkerk herinnert een kerk wat God heeft gedaan in Jezus Christus. Het was van Gods kant een vrij geschenk (God was niets verplicht), het was genadig (onverdiend door ons) maar zeker vreugdevol (niet achteloos toegeworpen). Doxologie is volgens Paas de reactie van de kerk op dit vrije en genadige geschenk van God. De kerk reageert in een explosie van vreugde op het feit dat God het goed maakt. We moeten daarmee niets doen, of een voorwaarde hebben voordat we genade kunnen ontvangen. We kunnen simpelweg genieten van de liefde voor elkaar zoals geliefden elkaar de liefde verklaren, zonder daarmee iets te moeten verdienen. Naast terugkijken is er volgens Paas  een echo van deze liefde merkbaar in onze liefde voor God, elkaar, de wereld om ons heen en onszelf. Deze liefde wordt alleen pure aanbidding als het dezelfde kwaliteit weerspiegeld als Gods liefde voor ons in Christus. We geven een hongerige te eten. Punt. Niet om er zelf beter van te worden of onszelf te rechtvaardigen. Als laatste wijst Paas op het kenmerk van vooruitkijken: de toekomst van God komt door Christus binnen in het heden en we kijken uit naar de volheid van Gods ingrijpen in alles. Ware aanbidding ziet dus dat alles gegeven is in Christus en ziet dat God dit aan het vervolmaken is. Echte hoop hebben is daarmee ook een vorm van echte aanbidding.